Eigenwijs

“Hallo.”
“O, hallo. Zit u op het bankje?”
“Jazeker.”
“Mooi, dan weet ik dat we hier naar rechts moeten. Kom, we gaan naar rechts.”
De geleidehond liep rustig rechtdoor.
“Hij wil rechtdoor omdat daar het winkelcentrum is, dat vindt hij interessanter.”
De hond vertikte het om nog een stap te verzetten. Pas na veel rukjes aan zijn geleidebeugel ging hij weer vooruit.

Iedereen is op zijn eigen manier eigenwijs. Wij hebben geleerd dat je blinde mensen alleen moet helpen als ze er zelf om vragen, en dat je hun geleidehond niet mag aaien. Dat laatste lukte, met veel zelfbeheersing, maar toen de man bijna tegen een boom aanliep konden we het niet laten om hem te waarschuwen. Het was niet nodig, want hij had de boom al aangetikt met zijn stok.

De zonderling

In zijn boek “A Swim in a Pond in the Rain” geeft George Saunders de volgende schrijfoefening:

Write a 200-word story. But (and here’s the trick), it has to be exactly 200 words long (not 199, not 201) and you can only use 50 unique words in the process.

Dit lijkt heel moeilijk, en dat is het ook. Toch wilde ik het proberen. Hier is het resultaat, gebaseerd op een tweet die ik ooit schreef:

In het bos woonde een zonderling die een bromvlieg als huisdier hield. Een vrouw was verdwaald en klopte aan.
“Mag ik binnenkomen?”, vroeg ze.
“Ja”, zei de zonderling.
Ze ging zitten waar de bromvlieg was. De bromvlieg vloog verdwaald op en ging zitten.
“Wat is het stil”, zei ze.
De zonderling bromde. De bromvlieg was stil.
“Is dat een bromvlieg?”, vroeg ze.
“Ja en nee,” zei de zonderling, “het is een huisdier.”
De vrouw hield haar adem in.
“Een huisdier”, zei ze.
De zonderling bromde.
“Is dat een grap?”, vroeg ze.
“Nee”, zei de zonderling.
“Wat heb je nou aan een bromvlieg als huisdier?”, vroeg ze.
De bromvlieg vloog naar de zonderling.
“Het doet denken aan mijn vrouw. Die bromde ook.”
De vrouw was stil.
“Sorry”, zei ze.
“Ja”, zei de zonderling.
“Is ze nou in het bos?”, vroeg de vrouw.
“Ja”, bromde de zonderling.
De vrouw keek naar het bos. De zonderling keek naar de bromvlieg.
“Mag ik blijven?”, vroeg de vrouw.
De bromvlieg ging op de vrouw zitten. De zonderling keek naar de vrouw en lachte.
“Nee”.
De vrouw lachte ook en de bromvlieg vloog op.
“Ik was verdwaald.”, zei ze, “Nou ga ik.”
Het bos was stil.

Zwembad

Bekentenis: ik heb nog nooit in een infinity pool gezwommen. Maar tijdens een groepswandelvakantie in IJsland bezochten we onderweg de plaatselijke zwembaden, en die zijn om twee redenen net zo bijzonder.

Ten eerste wordt het water gedesinfecteerd met zwavel, in plaats van chloor. Dat lijkt misschien vies, om de hele tijd de geur van rotte eieren in je neus te hebben, maar ik vond het eigenlijk wel verfrissend. Chloor ruikt scherp, en voelt voor mij onnatuurlijker dan zwavel. Daarnaast valt het niet op als je een scheet moet laten.

Op de tweede plaats mag je in IJsland niet zomaar het zwembad in. Eerst moet je met de andere zwemmers douchen in een openbare ruimte, en wordt er verwacht dat je je gedegen wast, geheel ontkleed. Er hangen bordjes met pijltjes die wijzen naar de plekken van het lichaam waar je geacht wordt je te schrobben. Het klinkt gênanter dan het is, want als iedereen het moet doen zit je allemaal in hetzelfde schuitje. En als mensen iets over je zeggen versta je het toch niet.

Mijn vrouw daagde me uit om een blogpost te schrijven naar aanleiding van een willekeurig woord dat ze noemde.

Modder en grijs

We waren een paar dagen in een vakantiehuisje op het Groningse platteland. De omgeving liet zich van zijn slechtste kant zien: grijs, regen, en modder, zoveel modder.

Tot de middag dat we weer terug naar huis moesten: toen begon de zon te schijnen.

Riet en zon op het Groningse platteland

Politiek – Politics

Het boek Koning van Katoren van Jan Terlouw

Koning van Katoren was een van mijn lievelingsboeken als kind. Niet dat ik het helemaal snapte, maar het werkte ook goed als spannend verhaal.

Het hoofdstuk dat me het meest is bijgebleven, is “De tovenaar van Ekilibrië”. Bij de meeste andere hoofdstukken begreep ik wel over welk maatschappelijk probleem ze gingen: de wapenwedloop, luchtvervuiling, de medische industrie. Maar dit hoofdstuk was raadselachtig. Ook nu weet ik nog steeds niet zeker waar het precies over gaat.

In de stad Ekilibrië is een tovenaar die elke avond bij iemand aanbelt om een offer te vragen. Als mensen hem met een aalmoes proberen af te schepen, kiest hij zelf iets uit waarvan hij weet dat ze het echt zullen missen. Het offer gooit hij vervolgens in een vuur in zijn grot, wat ervoor zorgt dat de stad niet in een afgrond verdwijnt.

Ik dacht vroeger dat dit ging over het feit dat als je een samenleving in stand wil houden, dat offers vraagt. Dat je soms dingen moet opgeven die je na aan het hart liggen.

Maar je zou het ook kunnen zien als een metafoor voor bestuurders of personen van autoriteit die altijd maar offers van mensen vragen, zonder dat het duidelijk is waarvoor die dienen.

En dan is er Wikipedia, waar als uitleg wordt gegeven dat dit hoofdstuk gaat over mensen die zich onzichtbaar opofferen, en daar ondankbaarheid voor terugkrijgen. En daarnaast over snelle oplossingen voor de korte termijn versus structurele oplossingen voor de lange termijn.

Allemaal plausibel, en die dubbelzinnigheid maakt dit voor mij het interessantste hoofdstuk.

Religie – Religion

Mariakapel bij De Haan, België, 2008

[Klopt op hekje]
“Staat dit ding aan? Hoe werkt dit? Kan ik iets vragen, en dan wordt mijn bede verhoord? Dus ik zou kunnen vragen of de mensen in mijn omgeving die te vroeg zijn overleden terug mogen komen? Nee? Te groot? Of kan ik vragen of mensen die ernstig ziek zijn weer beter mogen worden? Ook niet? Nog steeds te groot? Wat is dan de bedoeling? Moet ik gewoon een trits weesgegroetjes afraffelen, en dan word ik vanzelf rustig door de herhaling? Heel modern hoor, een soort westers mediteren avant la lettre. Weesgegroet Maria, ik ga weer verder.”

Hoop – Hope

Paleis Sanssouci, Potsdam

Stel, je bent een koning met een drukke baan, en je besluit een zomerpaleis te laten bouwen, waar je straks rustig bij kunt komen van je beslommeringen. Als je het dan ‘Sanssouci‘ noemt, ‘Zonder zorgen’, dan weet je al dat deze man allesbehalve zonder zorgen is. Je paleis zo’n naam geven  is wat een moderne therapeut ‘een staaltje wensdenken’ zou noemen.

Ik denk dat de stress al begonnen is bij de bouw, want Frederik kreeg ruzie met de architect en ontsloeg hem halverwege.

Maar het is wel heel menselijk, want wie droomt er nou niet van om een vakantiehuisje in de natuur te bezitten?

Foto: Wikipedia

Verlies – Loss

Laatst hoorde ik dat het de taak van een columnist is om kleine dingen groot te maken, en grote dingen klein. Ik ben weliswaar geen columnist, maar dit hielp me wel bij iets waar ik al heel lang tegenaan loop te hikken. Dus hierbij iets kleins over iets groots.

Ze nam altijd op met ‘Hee hoi!’. Dat is een talent dat je kunt hebben als mens: gemeend enthousiast de telefoon opnemen. Mijn lief kan het, en zij kon het ook. Het maakte dat ik meteen zin had om te gaan kletsen. Het zette de toon van het gesprek dat volgde.

Als iemand er niet meer is, dan heb je vaak nog foto’s. Maar hoe iemand klonk, dat weet je alleen nog in je gedachten. Vooral als iemand leefde in de tijd voordat je makkelijk filmpjes op kon nemen met je telefoon.

Een tijd na de uitvaart realiseerde ik me dat ze een keer mijn antwoordapparaat ingesproken had. Dat had ik ondertussen al opgeborgen na de invoering van de voicemail, maar misschien kon ik het fragment terugvinden op het cassettebandje dat in het apparaat zat.

Helaas. Ik denk dat ik het bericht gewist heb nadat ik het beluisterd had.

En nu is er alleen nog de herinnering.

Hee hoi!

Schoenen – Shoes

Op een schaal die loopt van “In de winter moet je nu eenmaal schoenen aan in Nederland, maakt niet uit welke” tot “Ik moest deze supertoffe schoenen hebben, ook al zijn ze te klein en krijg ik schaafwonden”, zit ik ergens links van het midden.

Mijn schoenen

Laatst kwam ik erachter dat het soort schoenen dat ik draag “dad sneakers” heet. Maar ze zijn dus ook prima geschikt voor mannen die geen kinderen hebben.

Geld – Money

2,20371. Als je weet wat dat getal betekent, dan ben je in ieder geval meerderjarig.

Toen de euro ingevoerd werd, was ik gedetacheerd bij de IT-afdeling van een grote bank, en hield ik me bezig met de beheersoftware van geldautomaten. Je kunt je voorstellen dat de euro belangrijk was voor ons. En dit getal, de wisselkoers tussen euro’s en guldens, vond je overal terug. Voor mij was heen en weer rekenen tussen de twee valuta dagelijkse kost.

Oudere mensen vonden het destijds moeilijk om te wennen aan de prijzen in euro’s, en rekenden ook jaren later nog steeds terug naar guldens. Ik kan me herinneren dat ik dat stom vond. Maar als ik zelf een prijs in euro’s zag, rekende ik haast automatisch terug.

Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik daarmee gestopt ben, maar het is alweer een tijd geleden. Tegenwoordig is het ook makkelijker, want de prijzen in euro’s zijn nu ongeveer hetzelfde als wat ze in guldens waren. Het is een beetje zoals een oud-studiegenoot zei die in de jaren ’90 in Engeland was gaan wonen: “Als je doet alsof 1 pond 1 gulden is, dan vallen de prijzen hier best mee.”