Bij de deur zaten twee buschauffeurs die op weg waren naar de remise, aan het einde van hun werkdag. Na een klaagzang over het rooster kwam het gesprek op afgeleid worden tijdens het rijden.
Leestip: spreek de volgende zinnetjes uit met een zwaar Utrechts accent.
“Zo stond ik laatst in de regen te wachten bij de halte bij de Voorstraat”, zei de oudere chauffeur.
“Die halte heeft geen bushokje, toch?”, zei de jongere, gezette chauffeur.
“Inderdaad, nee. Komt de bus eraan, ik zie dat de chauffeur zit te praten met een andere man, en hij rijdt zo de halte voorbij.”
“Nou ja”, zei de jongere.
“Ik kreeg de neiging om mijn stempel door zijn achterruit te gooien”, zei de oudere.
“Zo iemand wil je toch niet je collega noemen”, zei de jongere.
“Nee. Ik dacht: ‘Ik nat. Jij ook nat.'”, zei de oudere.
“Nou, gelijk heb je”, zei de jongere.
De bus ging de bocht in, zodat iedereen zich vast moest houden. De jongere buschauffeur keek nog eens op zijn telefoon.