Categorie archieven: Waargebeurd

Wasserette

wasserette

Een paar jaar geleden werkte ik dagelijks op ons hoofdkantoor in Amsterdam. Als ik dan ’s middags naar het metrostation liep, kwam ik langs een wasserette. Die was gevestigd in een soort keet, met in een zijmuur een opening waarop de afvoer van de wasdrogers uitkwam. In de winter kwam er een pluimpje stoom uit de opening. Even rook ik dan in het voorbijgaan de geur van wasmiddel en wasverzachter. Hoe donker het ook was, hoe koud, of hoe de dag ook geweest was, een paar tellen voelde het huiselijk. Dat is wat een beetje geur kan doen.

Sinds kort werk ik weer af en toe op het hoofdkantoor. Maar de wasserette is nu alleen nog stomerij. De afvoer laat enkel de sporen zien, als de afzettingen rond een uitgedoofde modderpoel in een IJslands vulkanisch gebied waar ik ooit tijdens een vakantie liep.

Toch snuif ik altijd kort als ik er voorbij kom, tegen beter weten in.

Bezem

Parkeergarage

Verderop in de parkeergarage stonden een oudere vrouw en een jongere man. Ze hadden een karretje met schoonmaakspullen bij zich. De man pakte een bezem en begon de vloer te vegen. Na de eerste haal brak de steel af, vlak boven de borstel. De vrouw zag het en schoot in de slappe lach. Niet zomaar een lach, maar een rokerslach. Met een diepe rochel. Zo diep dat ik me afvroeg of twee pakjes per dag wel genoeg zouden zijn om het zo te laten klinken. Toen ze weer een beetje bij adem was, zei ze: “Schroef die maar los.” De man keek beteuterd naar de gesplinterde steel. Het was duidelijk dat hij niet wist hoe hij dit op ging lossen. De vrouw hoestte nog een keer. Ik ging het kantoor binnen.

Buschauffeurs

Bij de deur zaten twee buschauffeurs die op weg waren naar de remise, aan het einde van hun werkdag. Na een klaagzang over het rooster kwam het gesprek op afgeleid worden tijdens het rijden.

Leestip: spreek de volgende zinnetjes uit met een zwaar Utrechts accent.

“Zo stond ik laatst in de regen te wachten bij de halte bij de Voorstraat”, zei de oudere chauffeur.
“Die halte heeft geen bushokje, toch?”, zei de jongere, gezette chauffeur.
“Inderdaad, nee. Komt de bus eraan, ik zie dat de chauffeur zit te praten met een andere man, en hij rijdt zo de halte voorbij.”
“Nou ja”, zei de jongere.
“Ik kreeg de neiging om mijn stempel door zijn achterruit te gooien”, zei de oudere.
“Zo iemand wil je toch niet je collega noemen”, zei de jongere.
“Nee. Ik dacht: ‘Ik nat. Jij ook nat.'”, zei de oudere.
“Nou, gelijk heb je”, zei de jongere.

De bus ging de bocht in, zodat iedereen zich vast moest houden. De jongere buschauffeur keek nog eens op zijn telefoon.

Parasol

We gingen naar een restaurant om te lunchen. Buiten werd het steeds donkerder, totdat een hoosbui losbarstte en de weinige mensen die nog op het terras zaten zich naar binnen haastten.

Toen ik even later weer naar buiten keek, stond een groepje wandelaars te schuilen onder een van de grote parasols op het terras. Onder hen was een meisje, dat tussen de volwassenen in op de tafel was gaan staan, zodat ze met haar hoofd net boven de hoofden van de anderen uitstak. Ze had haar capuchon op en keek roerloos voor zich uit naar de regen, die in grote grijze vlagen naar beneden kwam.

Ze was als een madonnabeeld, dat door sterke mannen onder een baldakijn in processie door de straten gedragen werd.

Enkele minuten later was het terras weer leeg, alsof er niets gebeurd was.

Bij de kersentuin

Kersen eten

We wandelden langs de Kromme Rijn. Onderweg kwamen we langs de achterkant van de kersentuin. Het viel me op dat er nu een ouderwets aandoend bord stond, met een aansporing om kersen te komen eten. Ik pakte mijn telefoon om er een foto van te maken, liep wat achteruit, probeerde de hoek goed te krijgen en drukte af.

Toen ik mijn telefoon weer in mijn broekzak deed, keek ik naar de rivier. In het water, aan de kant, lag een kajak. In de kajak zat een vrouw. Ze keek me aan zonder iets te zeggen.

Ik liep snel verder.

Lindevallei

veerpont Lindevallei

Een voetveer versperde ons de weg. Het lag aan de overkant, en vier oudere passagiers stapten op met hun fietsen. Twee mannen en twee vrouwen. Een van de mannen draaide aan het rad. Het schoot niet erg op. Halverwege de rivier stopte hij om uit te hijgen. Eén van de vrouwen riep naar ons of we konden helpen. Een oudere vrouw die naast ons stond schudde nee. “Laat ze maar even werken. Dat is goed voor ze”, zei ze. De draaier maakte geen aanstalten om door te gaan.

De vrouw riep nog eens: “Jullie denken zeker, onze beurt komt nog?” Ik kon het niet meer aanzien en liep naar het rad. Het viel nog niet mee, ook omdat de man op het veer de moed opgegeven had. Hij stond voorovergebogen met zijn handen op zijn knieën.

Toen ze bij onze kant aangekomen waren stapte zijn vrouw opgelucht aan wal. Ze hadden het gehaald.

Blokzijl

Blokzijl

In Blokzijl is een sluis. Vroeger leidde deze naar de Zuiderzee. Naast de sluis staat een beeld van Kaatje. Kaatje bestierde de herberg In den Gouden Walvisch, in de zeventiende eeuw. Tegenover het standbeeld ligt restaurant Kaatje bij de Sluis. Op de menukaart (voorgerechten 24,50 euro, hoofdgerechten 35 euro), staan geen vegetarische gerechten. In de deuropening achter het restaurant zit een keukenhulp op de drempel. Hij typt op zijn telefoon. Hij rookt snel een sigaret.

Bij de bakker

De jongere vrouw achter de balie bij de bakker zuchtte nog eens diep. Buiten was het een van de eerste zomerse dagen van het jaar. Binnen was het schemerdonker. Haar oudere collega gooide het ene brood na het andere in de snijmachine.
“Is het pas 11 uur?”, vroeg de jongere vrouw.
“Ja. De tijd vliegt hè”, zei haar collega.
Lusteloos legde de jongere vrouw nog een paar broden op de planken.
“Nou, ik vind het een kruipdag”, zei ze, “het lijkt wel of de klok stilstaat.”
Haar collega stopte een brood in een plastic zak en gaf een ferme draai aan het uiteinde. “Bij mij gaat het snel”, zei ze, “maar ik werk dan ook hard.”
Ze lachte naar haar klant, die beleefd terugkeek.
De jongere vrouw draaide zich half naar me toe. “Zegt u het maar”, zei ze. Ik wees een brood aan. Ze slofte naar de snijmachine. Ik keek nog eens naar de saucijzenbroodjes. Maar niet doen.
“Dat is dan 2 euro 5.” Ik gaf haar 2 euro 10. “Heeft u geen stuiver”, zei ze, “want die heb ik niet meer.” Ik zei haar dat ze het wisselgeld mocht houden. Zonder iets te zeggen of me aan te kijken deed ze de munten in de lade van de kassa. Ik wenste iedereen goede dag en liep naar buiten, de stralende zon in.

Ongelukjes

Bij de ingang van de winkel stonden twee jongens. De ene had een camera. De andere stond mooi te wezen, met een blonde kuif en een jasje waar hij niks onder had, zodat je zijn gladde borstkas kon zien. Hij probeerde serieus in de lens te kijken. We gingen naar binnen. Terwijl we naar interieurspulletjes keken hoorden we achterin de winkel het geluid van brekend aardewerk. Een medewerker keek beteuterd naar de vloer, maar zei niks. De eigenaresse van de winkel kwam met vinnige stappen aangelopen op haar absurd hoge hakken.
“Wat is er gebeurd”, vroeg ze.
De jongen wees naar de vloer: “De plank met kopjes viel van de muur.”
“Dat is niet erg, daar zijn we voor verzekerd. Veeg de scherven maar op.”

Bij het afrekenen vertelde de eigenaresse dat de winkel net geopend was, en dat de jongen die de scherven aan het opvegen was, opgeleid was tot barista. Of we de koffie gratis wilden uitproberen? Dat wilden we. We gingen op het terras zitten.

De fotoshoot was nog in volle gang. Naast de tafeltjes stond een meterhoge bloempot met daarin een boomstronk. Een jongen met een zwarte driekwart broek en een meisje met hip haar waren gruis in de pot aan het storten om de stronk vast te zetten. Vervolgens gingen ze samen cement aanmaken in een emmer. De jongen tilde de emmer met cement naar de bloempot. Hij kantelde de emmer en goot het meeste cement over zijn broek, zijn schoenen en het terras. Hij keek beteuterd, maar zei niks en ging naar binnen. Een andere jongen ging met zijn schoen in de plas met cement staan.

De jongens van de fotoshoot waren klaar en liepen verder. De barista kwam naar buiten met de koffie.

Graafmachine

Afgelopen vrijdag liet een collega me op zijn laptop een foto zien waar hij poseerde naast een graafmachine die hij een keer in een opwelling had gekocht. Een ongebruikelijke aankoop voor iemand die in de IT werkt, dus we hadden meteen wat gespreksstof.

Toen ik terugkeerde naar mijn eigen werkplek opende ik de site van de buienradar. Het was een regenachtige dag, en ik wilde weten of er nog meer neerslag op komst was. Prominent op de pagina stond een advertentie voor een graafmachine.

Ik snap niet hoe dat mogelijk is. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit gezocht heb naar dat soort machines, of dat ik sites bezocht heb die daarover gaan. Reclamenetwerken volgen je op internet, maar doen dat met behulp van een cookie met een uniek nummer, zover ik weet. Dus ook al zou een collega wél naar graafmachines gezocht hebben, en hebben we naar buiten toe hetzelfde IP-adres, dan nog zouden we niet met elkaar verward moeten worden.

Toeval dus. Zo niet, dan moet ik de camera en de microfoon van mijn laptop af gaan plakken.