Categorie archieven: Waargebeurd

Zwembad

Bekentenis: ik heb nog nooit in een infinity pool gezwommen. Maar tijdens een groepswandelvakantie in IJsland bezochten we onderweg de plaatselijke zwembaden, en die zijn om twee redenen net zo bijzonder.

Ten eerste wordt het water gedesinfecteerd met zwavel, in plaats van chloor. Dat lijkt misschien vies, om de hele tijd de geur van rotte eieren in je neus te hebben, maar ik vond het eigenlijk wel verfrissend. Chloor ruikt scherp, en voelt voor mij onnatuurlijker dan zwavel. Daarnaast valt het niet op als je een scheet moet laten.

Op de tweede plaats mag je in IJsland niet zomaar het zwembad in. Eerst moet je met de andere zwemmers douchen in een openbare ruimte, en wordt er verwacht dat je je gedegen wast, geheel ontkleed. Er hangen bordjes met pijltjes die wijzen naar de plekken van het lichaam waar je geacht wordt je te schrobben. Het klinkt gênanter dan het is, want als iedereen het moet doen zit je allemaal in hetzelfde schuitje. En als mensen iets over je zeggen versta je het toch niet.

Mijn vrouw daagde me uit om een blogpost te schrijven naar aanleiding van een willekeurig woord dat ze noemde.

Verlies – Loss

Laatst hoorde ik dat het de taak van een columnist is om kleine dingen groot te maken, en grote dingen klein. Ik ben weliswaar geen columnist, maar dit hielp me wel bij iets waar ik al heel lang tegenaan loop te hikken. Dus hierbij iets kleins over iets groots.

Ze nam altijd op met ‘Hee hoi!’. Dat is een talent dat je kunt hebben als mens: gemeend enthousiast de telefoon opnemen. Mijn lief kan het, en zij kon het ook. Het maakte dat ik meteen zin had om te gaan kletsen. Het zette de toon van het gesprek dat volgde.

Als iemand er niet meer is, dan heb je vaak nog foto’s. Maar hoe iemand klonk, dat weet je alleen nog in je gedachten. Vooral als iemand leefde in de tijd voordat je makkelijk filmpjes op kon nemen met je telefoon.

Een tijd na de uitvaart realiseerde ik me dat ze een keer mijn antwoordapparaat ingesproken had. Dat had ik ondertussen al opgeborgen na de invoering van de voicemail, maar misschien kon ik het fragment terugvinden op het cassettebandje dat in het apparaat zat.

Helaas. Ik denk dat ik het bericht gewist heb nadat ik het beluisterd had.

En nu is er alleen nog de herinnering.

Hee hoi!

Drankje – Beverage

“Jij wilde de koffie met suiker en melk, hè?”, zegt mijn moeder vanuit de keuken.

“Nee, gewoon zwart, ma”, zeg ik.

“Wat zeg je?”

Mijn moeder is slechthorend, dus ik loop naar de keuken. “Gewoon zwart, niks erin.”

“Oké.” Ze giet water in het koffiezetapparaat, en morst wat.

“Suiker en melk, toch?”

“Nee hoor, gewoon zwart.”

“O ja”.  Ze begint de koffie in het filter te scheppen, en telt mee. “Hoeveel schepjes had ik er nu al ingedaan?”

“Twee, volgens mij.”

“Dan nog eentje. Jij wil straks met suiker en melk, hè?”

“Nee, alleen zwart, niks erbij.”

Ze zet het apparaat aan en we lopen naar de woonkamer. De tijd zal langzaam gaan bij dit bezoek, dat voel ik al.

Familie – Family

“Hij dacht: ze zijn nu zo oud, ik moet nog gauw even vragen hoe de familiegeschiedenis in elkaar steekt!” Mijn tante (88) lachte terwijl ze het zei tegen mijn andere tante (90).

“Nou”, zei ik, “ik ben gewoon nieuwsgierig waarom oma in Parijs geboren is.”

“Het zit zo”, zei ze. “De vader van je oma trok schepen, met een touw, met de hand. En eind negentiende eeuw was er voor hem meer werk in Parijs dan hier. Daarom hebben ze een paar jaar daar gewoond, en is je oma daar geboren. Toen ze later weer in Nederland waren, zeiden de juffen op haar school: ‘Anna, praat nog eens Frans!’ Want ze vonden dat ze het zo mooi sprak.”

Mijn oudste tante keek glimlachend toe. Ze is precies mijn oma. Mijn moeder leek van het hele gesprek niks meegekregen te hebben, en staarde voor zich uit.

Een kuukske in de thee dopen

Toen ik naar buiten liep bij het verpleeghuis waar mijn vader nu zit, was het rustig herfstweer. Een man die iets ouder was dan ik, liep voor me op de stoep. Een scooter met een kale man reed voorbij. Een blonde vrouw zat achterop. “Verrekte mongool!”, schreeuwde de kale man tegen de wandelaar voor me. De oudere man keek verbaasd naar de scooter, waar kwaad naar hem gekeken werd.

Zo ging het vroeger ook al in deze stad.

Ik keek naar rechts. Daar was jaren geleden de personeelswinkel van Philips gevestigd. Ik herinnerde me de zaterdagen dat ik daar ’s morgens met mijn vader naar toe ging. Het parkeerterrein was altijd vol, mensen liepen met grote dozen te sjouwen, maar toch wisten een plekje te vinden. We liepen door een poort naar de ingang, en daar was de interessantste plek die ik kende. De tv’s, de knutseldozen met elektronica, (later) de spelcomputers, de aanbiedingenhoek waar altijd wel wat tussen lag. Maar ook mijn eerste LP kocht ik daar (mijn vader betaalde). Het waren stukken uit de Peer Gyntsuite van Grieg, en een stuk van Tsjaikovski. Op de hoes stond een foto van een Noors fjord. Thuis ging ik snel luisteren met mijn koptelefoon. Grieg vond ik mooi, Tsjaikovski deed me niks.

Er is iets bijzonders met muziekstukken die je vaak privé beluisterd hebt, en die je dan ineens ergens anders hoort.

Het was tijdens muziekles, de algemene muzikale vorming na school. De lerares zette een bandje op, en daar klonk de Peer Gyntsuite. Ik was hevig ontroerd door de muziek, misschien wel voor het eerst van mijn leven. Was het de herkenning, of omdat ik het stuk sowieso al mooi vond? Ik zou het niet meer durven zeggen.

Gebroken ketting

Het balkon van de sprinter was bijna vol en de trein ging bijna vertrekken. Buiten kwam een mevrouw hijgend aangelopen, een vouwfiets aan haar zijde. Met moeite klapte ze de fiets in elkaar, waarbij ze een andere meneer de weg versperde naar de warmte binnen. We schikten allemaal een beetje in, zodat ze er nog bij kon.

Ze pakte haar telefoon. “Met mama. Is papa thuis?” “Hoi. Ik heb een probleempje. Ik sta hier in de trein met mijn fiets, maar nu is de ketting net gebroken.”

Op dat moment keek iedereen op het balkon naar haar fiets. De ketting hing inderdaad slap over het frame gevouwen.

“Nu zou ik straks naar huis kunnen lopen, maar dat is zeker een half uur wandelen. Zou jij me anders kunnen ophalen?” “Fijn.”

We kwamen aan bij mijn halte. Ik stapte uit. De mevrouw bleef achter bij haar fiets. Een deur verder stapten twee meisjes uit. “Eindelijk frisse lucht”, riep de ene. De ander zweeg.

De lucht zou nog frisser geweest zijn als ze niet net een wolk van parfum over zich heen hadden gesproeid.

De zwarte mat op het tijdelijke perron sopte zacht toen ik er overheen liep.

Kaasdrager

Een collega vertelde tijdens de lunch dat hij in zijn jeugd tijdens de vakantie als drager werkte op de kaasmarkt in Alkmaar.

“En dat was in het begin afzien”, zei hij, “want die kazen wegen wel 13 kilo per stuk.”
“13 kilo?”, zei ik, “Oef, dat is bijna net zo zwaar als onze developerlaptops.”

Wasserette

wasserette

Een paar jaar geleden werkte ik dagelijks op ons hoofdkantoor in Amsterdam. Als ik dan ’s middags naar het metrostation liep, kwam ik langs een wasserette. Die was gevestigd in een soort keet, met in een zijmuur een opening waarop de afvoer van de wasdrogers uitkwam. In de winter kwam er een pluimpje stoom uit de opening. Even rook ik dan in het voorbijgaan de geur van wasmiddel en wasverzachter. Hoe donker het ook was, hoe koud, of hoe de dag ook geweest was, een paar tellen voelde het huiselijk. Dat is wat een beetje geur kan doen.

Sinds kort werk ik weer af en toe op het hoofdkantoor. Maar de wasserette is nu alleen nog stomerij. De afvoer laat enkel de sporen zien, als de afzettingen rond een uitgedoofde modderpoel in een IJslands vulkanisch gebied waar ik ooit tijdens een vakantie liep.

Toch snuif ik altijd kort als ik er voorbij kom, tegen beter weten in.

Bezem

Parkeergarage

Verderop in de parkeergarage stonden een oudere vrouw en een jongere man. Ze hadden een karretje met schoonmaakspullen bij zich. De man pakte een bezem en begon de vloer te vegen. Na de eerste haal brak de steel af, vlak boven de borstel. De vrouw zag het en schoot in de slappe lach. Niet zomaar een lach, maar een rokerslach. Met een diepe rochel. Zo diep dat ik me afvroeg of twee pakjes per dag wel genoeg zouden zijn om het zo te laten klinken. Toen ze weer een beetje bij adem was, zei ze: “Schroef die maar los.” De man keek beteuterd naar de gesplinterde steel. Het was duidelijk dat hij niet wist hoe hij dit op ging lossen. De vrouw hoestte nog een keer. Ik ging het kantoor binnen.