112

Als kind: “Een ritje in de ambulance lijkt me zo cool! Zwaailichten en sirenes aan, en dan héél hard door alle rode lichten rijden!”

Als volwassene: “Ik voel me zo beroerd. De ambulance gaat ongemakkelijk hard door de bochten. Wat is er met me aan de hand? Ik voel me zo opgelaten dat ik hier lig en iedereen voor me moet rennen. Ik zou een praatje moeten maken met de verpleegkundige, maar ik heb de energie niet. Hoe lang duurt deze rit nog?”