Met afstand de beste game die ik het afgelopen jaar heb gespeeld is Death Stranding (in de Director’s Cut versie voor PC).
In dit spel bestuur je een koerier in een post-apocalyptisch Amerika, die pakketjes moet bezorgen aan overlevers. Eerst nog te voet, maar later ook via motor of vrachtwagen. Op een gegeven moment krijg je de mogelijkheid om tokkelbanen en wegen te bouwen, waardoor je rotsachtige stukken terrein over kunt slaan en bezorgen steeds sneller gaat. Onderweg kom je bandieten tegen die proberen je lading te stelen, en geesten uit het hiernamaals die je proberen mee te sleuren. Je hoeft geen dodelijk geweld te gebruiken om je doel te kunnen bereiken, wat voor big-budget games redelijk uitzonderlijk is. Ook kun je hulpmiddelen zoals klimtouwen en bruggen achterlaten voor andere spelers, die zij kunnen gebruiken als ze ook online spelen. Rechtstreeks contact met andere spelers heb je niet, wat ik persoonlijk een pré vind.
Dit spel is bedacht door de beroemde Japanse ontwerper Hideo Kojima. Als je zijn eerdere spellen kent (bijvoorbeeld de Metal Gear Solid serie), dan zal het je niet verbazen dat deze game tjokvol zit met cutscenes, en dat hij daarin geen maat kan houden. Het verhaal is eindeloos langdradig, en vliegt alle kanten op. En, zoals de games website Polygon al zei “[it has] enough mommy issues to justify a lifetime of therapy”. Toch bleef ik geboeid. De boodschap is dat als je elkaar maar helpt, je er als land weer bovenop kunt komen. Dat is weer eens wat anders dan het gebruikelijke pessimisme in post-apocalyptische verhalen.
Als laatste wil ik een compliment maken voor de graphics, die geinspireerd zijn op IJslandse landschappen, en buitengewoon mooi zijn, en voor het sound design. Ik ken geen andere game die zó goed klinkt als deze.