Tag archieven: microblogvember

En de straat waar je opgroeide

Op de lagere school kende je van al je vrienden de straat waar ze opgroeiden. Ze woonden om de hoek, je kwam bij ze thuis op speelafspraken en verjaardagsfeestjes.

Op de middelbare school wist je dit alleen van sommige vrienden, want niet bij iedereen kwam je thuis. Niet alleen de afstand speelde een rol, maar ook wilde niet iedereen als puber zijn vrienden blootstellen aan zijn ouders, want die waren stom.

Op de universiteit wist je het maar van een paar vrienden. De meesten woonden namelijk in een andere stad voordat ze gingen studeren, en daar kwam je niet zomaar.

Met je partner is het kringetje weer rond. Mits de schoonouders nog op dezelfde plek wonen en je goed contact met ze hebt, kom je regelmatig in de straat waar je partner opgegroeid is.

Wat is je burgerservicenummer

Zoals ik eerder op Twitter schreef, stonden we laatst te wachten tot de Sint Maartenoptocht zou beginnen, toen een oud-collega voorbij kwam. Ik herkende haar meteen, we hadden een jaar of tien geleden elke dag in hetzelfde kantoor gewerkt. Toen ze overstapte naar een andere werkgever, kreeg iedereen bij het afscheid een steentje met helende eigenschappen van haar.

Ik had geen idee meer hoe ze heette. Toen ze weer verder liep vroeg mijn vrouw wie dat was, en pas tien minuten later schoot haar naam me te binnen.

Vergelijk dit eens met het afspraak maken voor een vaccinatie, waar je je burgerservicenummer voor nodig hebt. Dat lepel ik zo op, zonder aarzelen.

Blijkbaar kan ik nummers en gezichten goed onthouden, maar namen niet.

Stelen van doktoren

Sorry, wat? Waarom zou ik dat doen? Ik heb die mensen veel te hard nodig als mijn lichaam het straks stukje bij beetje gaat begeven.

Het enige wat ik misschien van ze zou willen stelen is een beetje tijd bij een consult. Ik snap dat ze op moeten schieten van de zorgverzekeraars, en dat ze nog een verslag in moeten typen als ik weg ben, maar iets meer aandacht zou fijn zijn.

Cd’s die nog niet in de magnetron hoeven

De uitdaging (en vaak het leuke) bij #microblogvember is dat je soms titels krijgt waar je niet zoveel mee lijkt te kunnen. Zoals de titel van vandaag. Ik ben namelijk van de Generatie X, die kennis maakte met cd’s als luxeproducten (39,95 gulden voor 1 cd!). De gedachte om die kostbare schijfjes in de magnetron te duwen komt niet eens bij me op.

Dat wil niet zeggen dat ik al mijn cd’s mee naar buiten zou slepen als er brand was. En laat ik eerlijk zijn: mijn muzieksmaak is niet zo bijzonder dat mijn cd’s onvervangbaar zijn. Bijna alles wat ik leuk vind is op de streamingsdiensten te vinden.

Maar goed, ik ga ze sowieso niet in de magnetron stoppen, omdat we net een nieuwe magnetron hebben, en ik geen zin heb om weer op zoek te gaan naar een nieuwe.

De slechtste taart

Doordat mijn vader uit Limburg kwam, ben ik een beetje een snob als het op vlaai aankomt. Laat ik dat wat stelliger zeggen: ik heb nog nooit goede vlaai gegeten boven de grote rivieren. De grootste ergernis wat mij betreft zijn ketens die 20 soorten vlaai aanbieden, terwijl ze de basis niet op orde hebben. In plaats daarvan kun je beter 3 soorten hebben, waarbij de bodem niet zompig is, de vulling friszuur en, het belangrijkste, alles kraakvers is.

Als bakkers dat gaan doen, dan loop ik de deur bij ze plat. Tot die tijd eet ik alleen vlaai als ik in het zuiden ben.

De bekendste persoon die mijn baas kent

Hier moest ik even over nadenken. Weliswaar heeft mijn baas als kind een keer meegereden in een ploegleiderswagen tijdens de Tour de France, maar het was een oud-collega die een interessanter verhaal vertelde.

Zijn broer was ooit in Dublin in een pub, en moest daar op een gegeven moment naar de wc (dat heb je in pubs). Naast hem bij de urinoirs stond een man, ze raakten aan de praat, en de man vertelde dat hij in een bandje zong. De broer van mijn collega herkende hem niet.

Het was Bono. Van U2.

112

Als kind: “Een ritje in de ambulance lijkt me zo cool! Zwaailichten en sirenes aan, en dan héél hard door alle rode lichten rijden!”

Als volwassene: “Ik voel me zo beroerd. De ambulance gaat ongemakkelijk hard door de bochten. Wat is er met me aan de hand? Ik voel me zo opgelaten dat ik hier lig en iedereen voor me moet rennen. Ik zou een praatje moeten maken met de verpleegkundige, maar ik heb de energie niet. Hoe lang duurt deze rit nog?”