Categorie archieven: Waargebeurd

Net geen drieëenheid

Drie dingen over drie dingen (bijna):

  • Toen ik ’s morgens uit het raam keek, zag ik drie katten met hoge ruggen elkaar aanstaren, als in een Mexican standoff. Eentje rende al snel weg, een ander kroop onder een auto. De grootste ging soeverein op zijn achterpoten zitten.
  • Onderweg naar kantoor zag ik een man die drie witte kefhondjes uitliet. Hij tilde er eentje op aan de halsband, en keek dichtbij naar het achterwerk, zoals je soms ouders ziet doen die willen weten of de luier van hun baby vol is.
  • Bij een wandelingetje tijdens de lunch kwam een oudere vrouw me tegemoet gelopen met een kinderwagen. Oma die haar kleinkind wilde kalmeren? We zeiden elkaar beleefd goedendag. Halverwege mijn rondje kwam ze me weer tegemoet. We lachten ongemakkelijk in herkenning. Er was geen derde ontmoeting.

Eigenwijs

“Hallo.”
“O, hallo. Zit u op het bankje?”
“Jazeker.”
“Mooi, dan weet ik dat we hier naar rechts moeten. Kom, we gaan naar rechts.”
De geleidehond liep rustig rechtdoor.
“Hij wil rechtdoor omdat daar het winkelcentrum is, dat vindt hij interessanter.”
De hond vertikte het om nog een stap te verzetten. Pas na veel rukjes aan zijn geleidebeugel ging hij weer vooruit.

Iedereen is op zijn eigen manier eigenwijs. Wij hebben geleerd dat je blinde mensen alleen moet helpen als ze er zelf om vragen, en dat je hun geleidehond niet mag aaien. Dat laatste lukte, met veel zelfbeheersing, maar toen de man bijna tegen een boom aanliep konden we het niet laten om hem te waarschuwen. Het was niet nodig, want hij had de boom al aangetikt met zijn stok.

Zwembad

Bekentenis: ik heb nog nooit in een infinity pool gezwommen. Maar tijdens een groepswandelvakantie in IJsland bezochten we onderweg de plaatselijke zwembaden, en die zijn om twee redenen net zo bijzonder.

Ten eerste wordt het water gedesinfecteerd met zwavel, in plaats van chloor. Dat lijkt misschien vies, om de hele tijd de geur van rotte eieren in je neus te hebben, maar ik vond het eigenlijk wel verfrissend. Chloor ruikt scherp, en voelt voor mij onnatuurlijker dan zwavel. Daarnaast valt het niet op als je een scheet moet laten.

Op de tweede plaats mag je in IJsland niet zomaar het zwembad in. Eerst moet je met de andere zwemmers douchen in een openbare ruimte, en wordt er verwacht dat je je gedegen wast, geheel ontkleed. Er hangen bordjes met pijltjes die wijzen naar de plekken van het lichaam waar je geacht wordt je te schrobben. Het klinkt gênanter dan het is, want als iedereen het moet doen zit je allemaal in hetzelfde schuitje. En als mensen iets over je zeggen versta je het toch niet.

Mijn vrouw daagde me uit om een blogpost te schrijven naar aanleiding van een willekeurig woord dat ze noemde.

Verlies – Loss

Laatst hoorde ik dat het de taak van een columnist is om kleine dingen groot te maken, en grote dingen klein. Ik ben weliswaar geen columnist, maar dit hielp me wel bij iets waar ik al heel lang tegenaan loop te hikken. Dus hierbij iets kleins over iets groots.

Ze nam altijd op met ‘Hee hoi!’. Dat is een talent dat je kunt hebben als mens: gemeend enthousiast de telefoon opnemen. Mijn lief kan het, en zij kon het ook. Het maakte dat ik meteen zin had om te gaan kletsen. Het zette de toon van het gesprek dat volgde.

Als iemand er niet meer is, dan heb je vaak nog foto’s. Maar hoe iemand klonk, dat weet je alleen nog in je gedachten. Vooral als iemand leefde in de tijd voordat je makkelijk filmpjes op kon nemen met je telefoon.

Een tijd na de uitvaart realiseerde ik me dat ze een keer mijn antwoordapparaat ingesproken had. Dat had ik ondertussen al opgeborgen na de invoering van de voicemail, maar misschien kon ik het fragment terugvinden op het cassettebandje dat in het apparaat zat.

Helaas. Ik denk dat ik het bericht gewist heb nadat ik het beluisterd had.

En nu is er alleen nog de herinnering.

Hee hoi!

Drankje – Beverage

“Jij wilde de koffie met suiker en melk, hè?”, zegt mijn moeder vanuit de keuken.

“Nee, gewoon zwart, ma”, zeg ik.

“Wat zeg je?”

Mijn moeder is slechthorend, dus ik loop naar de keuken. “Gewoon zwart, niks erin.”

“Oké.” Ze giet water in het koffiezetapparaat, en morst wat.

“Suiker en melk, toch?”

“Nee hoor, gewoon zwart.”

“O ja”.  Ze begint de koffie in het filter te scheppen, en telt mee. “Hoeveel schepjes had ik er nu al ingedaan?”

“Twee, volgens mij.”

“Dan nog eentje. Jij wil straks met suiker en melk, hè?”

“Nee, alleen zwart, niks erbij.”

Ze zet het apparaat aan en we lopen naar de woonkamer. De tijd zal langzaam gaan bij dit bezoek, dat voel ik al.

Familie – Family

“Hij dacht: ze zijn nu zo oud, ik moet nog gauw even vragen hoe de familiegeschiedenis in elkaar steekt!” Mijn tante (88) lachte terwijl ze het zei tegen mijn andere tante (90).

“Nou”, zei ik, “ik ben gewoon nieuwsgierig waarom oma in Parijs geboren is.”

“Het zit zo”, zei ze. “De vader van je oma trok schepen, met een touw, met de hand. En eind negentiende eeuw was er voor hem meer werk in Parijs dan hier. Daarom hebben ze een paar jaar daar gewoond, en is je oma daar geboren. Toen ze later weer in Nederland waren, zeiden de juffen op haar school: ‘Anna, praat nog eens Frans!’ Want ze vonden dat ze het zo mooi sprak.”

Mijn oudste tante keek glimlachend toe. Ze is precies mijn oma. Mijn moeder leek van het hele gesprek niks meegekregen te hebben, en staarde voor zich uit.

Een kuukske in de thee dopen

Toen ik naar buiten liep bij het verpleeghuis waar mijn vader nu zit, was het rustig herfstweer. Een man die iets ouder was dan ik, liep voor me op de stoep. Een scooter met een kale man reed voorbij. Een blonde vrouw zat achterop. “Verrekte mongool!”, schreeuwde de kale man tegen de wandelaar voor me. De oudere man keek verbaasd naar de scooter, waar kwaad naar hem gekeken werd.

Zo ging het vroeger ook al in deze stad.

Ik keek naar rechts. Daar was jaren geleden de personeelswinkel van Philips gevestigd. Ik herinnerde me de zaterdagen dat ik daar ’s morgens met mijn vader naar toe ging. Het parkeerterrein was altijd vol, mensen liepen met grote dozen te sjouwen, maar toch wisten een plekje te vinden. We liepen door een poort naar de ingang, en daar was de interessantste plek die ik kende. De tv’s, de knutseldozen met elektronica, (later) de spelcomputers, de aanbiedingenhoek waar altijd wel wat tussen lag. Maar ook mijn eerste LP kocht ik daar (mijn vader betaalde). Het waren stukken uit de Peer Gyntsuite van Grieg, en een stuk van Tsjaikovski. Op de hoes stond een foto van een Noors fjord. Thuis ging ik snel luisteren met mijn koptelefoon. Grieg vond ik mooi, Tsjaikovski deed me niks.

Er is iets bijzonders met muziekstukken die je vaak privé beluisterd hebt, en die je dan ineens ergens anders hoort.

Het was tijdens muziekles, de algemene muzikale vorming na school. De lerares zette een bandje op, en daar klonk de Peer Gyntsuite. Ik was hevig ontroerd door de muziek, misschien wel voor het eerst van mijn leven. Was het de herkenning, of omdat ik het stuk sowieso al mooi vond? Ik zou het niet meer durven zeggen.

Gebroken ketting

Het balkon van de sprinter was bijna vol en de trein ging bijna vertrekken. Buiten kwam een mevrouw hijgend aangelopen, een vouwfiets aan haar zijde. Met moeite klapte ze de fiets in elkaar, waarbij ze een andere meneer de weg versperde naar de warmte binnen. We schikten allemaal een beetje in, zodat ze er nog bij kon.

Ze pakte haar telefoon. “Met mama. Is papa thuis?” “Hoi. Ik heb een probleempje. Ik sta hier in de trein met mijn fiets, maar nu is de ketting net gebroken.”

Op dat moment keek iedereen op het balkon naar haar fiets. De ketting hing inderdaad slap over het frame gevouwen.

“Nu zou ik straks naar huis kunnen lopen, maar dat is zeker een half uur wandelen. Zou jij me anders kunnen ophalen?” “Fijn.”

We kwamen aan bij mijn halte. Ik stapte uit. De mevrouw bleef achter bij haar fiets. Een deur verder stapten twee meisjes uit. “Eindelijk frisse lucht”, riep de ene. De ander zweeg.

De lucht zou nog frisser geweest zijn als ze niet net een wolk van parfum over zich heen hadden gesproeid.

De zwarte mat op het tijdelijke perron sopte zacht toen ik er overheen liep.

Kaasdrager

Een collega vertelde tijdens de lunch dat hij in zijn jeugd tijdens de vakantie als drager werkte op de kaasmarkt in Alkmaar.

“En dat was in het begin afzien”, zei hij, “want die kazen wegen wel 13 kilo per stuk.”
“13 kilo?”, zei ik, “Oef, dat is bijna net zo zwaar als onze developerlaptops.”