“Wil je ook een stukje?”, vroeg Frits terwijl hij, al fietsend, een banaan pelde met beide handen. Bij sommige mensen leek het alsof niks hen moeite kostte.
“Nee, dank je”, zei hij. “Wil je nog horen hoe het verhaal verderging?”
“Tuurlijk”, zei Frits. Hij gooide de schil op het fietspad en peuterde zorgvuldig de harde sliertjes van de banaan.
“Nou”, zei hij, “ik stond dus mijn handen te wassen, en toen stond hij ineens naast me.”
“Wie?”, vroeg Frits.
“Ik weet eigenlijk niet hoe hij heet. Ik zeg altijd alleen hallo tegen hem als ik hem tegenkom.”
“En toen?”
“Toen ging hij dicht bij me staan en zei dat hij me iets wilde vertel…”
“Kut!”, zei Frits. De banaan was uit zijn handen gegleden en lag nu een stukje achter hen op het fietspad. “Die ga ik niet meer opeten”, zei Frits.
Ze reden voorbij een huis waar een dekbed uit het raam hing. Alles was nog nat van de regenbui.