Een voetveer versperde ons de weg. Het lag aan de overkant, en vier oudere passagiers stapten op met hun fietsen. Twee mannen en twee vrouwen. Een van de mannen draaide aan het rad. Het schoot niet erg op. Halverwege de rivier stopte hij om uit te hijgen. Eén van de vrouwen riep naar ons of we konden helpen. Een oudere vrouw die naast ons stond schudde nee. “Laat ze maar even werken. Dat is goed voor ze”, zei ze. De draaier maakte geen aanstalten om door te gaan.
De vrouw riep nog eens: “Jullie denken zeker, onze beurt komt nog?” Ik kon het niet meer aanzien en liep naar het rad. Het viel nog niet mee, ook omdat de man op het veer de moed opgegeven had. Hij stond voorovergebogen met zijn handen op zijn knieën.
Toen ze bij onze kant aangekomen waren stapte zijn vrouw opgelucht aan wal. Ze hadden het gehaald.