Hoewel mijn vader bij Philips op een afdeling werkte waar ze onderdelen voor tv’s ontworpen, hadden we thuis zelf geen tv. Maar toen mijn broer en ik stiekem bij de buren tv gingen kijken, kwam er bij ons ook een.
Een zwart-wittoestel, dat wel. Mijn oma had een kleuren-tv, met een afstandsbediening die werkte met ultrasone geluidsgolven. Het soort apparaat waar honden van gaan huilen, omdat zij het wel kunnen horen.
Doordat mijn vader veel van tv’s af wist, door zijn werk, stond er regelmatig een toestel van een familielid op de reparatiebank op zolder. Als je ze openmaakte, kwam de nicotinedamp je tegemoet.
Op mijn slaapkamer kreeg ik later een mini-tv (wat zal het geweest zijn, 12 inch?). Daar sloot ik mijn computer op aan. Eerst een ZX-81, later een ZX Spectrum.
Er is zo veel veranderd rond de tv. Van een luxeartikel tot een vanzelfsprekendheid. Van beeldbuis naar lcd-paneel. Van met het gezin naar dezelfde programma’s kijken, die je de volgende dag op school of kantoor besprak, tot met een half oog kijken wat er op is terwijl je op je telefoon tikt. Toch staat hij nog steeds in de meeste huiskamers, en wat hij verloren heeft in diepte compenseert hij nu in de breedte. Zowel letterlijk als figuurlijk.