Als kind was ik kortademig. Niks ernstigs hoor, maar als ik me ergens druk over maakte dan vergat ik goed te ademen en kreeg ik het benauwd. Op een avond zei mijn vader dat hij iets wist wat me zou kunnen helpen. Ik moest op bed gaan liggen, hij legde zijn hand op mijn buik, en bij het inademen moest ik zijn hand optillen met mijn buik. Al snel merkte ik dat ik rustiger werd. De warmte van zijn hand voelde ik door mijn pyjama heen, en hij duwde precies hard genoeg terug.
Terwijl we zo aan het oefenen waren, vertelde hij over zijn diensttijd. Hij had toen ook wel eens last van kortademigheid, en op een dag had een officier gezegd dat zijn vrouw hem kon helpen. Hij mocht bij deze mensen thuis komen, en daar deed deze vrouw deze oefening met hem.
Of het precies zo gegaan was bij hem, weet ik niet. Maar het contact, de oefening en het praatje was precies wat ik toen nodig had.
Uitgesproken bij de uitvaart van mijn vader, 11 juli 2016