Gebroken ketting

Het balkon van de sprinter was bijna vol en de trein ging bijna vertrekken. Buiten kwam een mevrouw hijgend aangelopen, een vouwfiets aan haar zijde. Met moeite klapte ze de fiets in elkaar, waarbij ze een andere meneer de weg versperde naar de warmte binnen. We schikten allemaal een beetje in, zodat ze er nog bij kon.

Ze pakte haar telefoon. “Met mama. Is papa thuis?” “Hoi. Ik heb een probleempje. Ik sta hier in de trein met mijn fiets, maar nu is de ketting net gebroken.”

Op dat moment keek iedereen op het balkon naar haar fiets. De ketting hing inderdaad slap over het frame gevouwen.

“Nu zou ik straks naar huis kunnen lopen, maar dat is zeker een half uur wandelen. Zou jij me anders kunnen ophalen?” “Fijn.”

We kwamen aan bij mijn halte. Ik stapte uit. De mevrouw bleef achter bij haar fiets. Een deur verder stapten twee meisjes uit. “Eindelijk frisse lucht”, riep de ene. De ander zweeg.

De lucht zou nog frisser geweest zijn als ze niet net een wolk van parfum over zich heen hadden gesproeid.

De zwarte mat op het tijdelijke perron sopte zacht toen ik er overheen liep.